Hij voelde hoe God nabij was

Vandaag, 3 mei 2016 , stond in het AD Amersfoortse Courant het postuum over het leven van pastoraal werker Jan Vernooij. Op de foto spreekt hij de zegebede uit in de Pax-Christi kerk in Lelystad tijdens zijn afscheid in september 2014.

Jan Vernooij

 

 

 

Jan Vernooij (1949-2016)

Het was een feestje, het afscheid van pastoraal werker Jan Vernooij, in september 2014. De Pax-Christi kerk in Lelystad was goed gevuld. Veel parochianen namen afscheid van de bezorgde, kordate no-nonsenspastor die met pensioen ging en die een speciaal plaatsje in hun hart had verworven.

Vernooij had nog plannen genoeg. Een jaar eerder was hij als groepsleider zes dagen gaan pelgrimeren in Rome. Dat wilde hij vaker doen. Maar toen kreeg hij te horen dat hij leed aan een agressieve vorm van prostaatkanker. ,,Dat hakte erin,” mailde Vernooij naar Paul Kempers van de Rooms-katholieke geloofsgemeenschap Harderwijk.

,,Ik voel me gedwongen na te denken en te handelen over de waarschijnlijkheid dat ik geen járen meer krijg,” schreef Vernooij. ,,Hoe kan ik ontvankelijk leven?

Hoe ben, hoe blijf, ik innerlijk vrij en mezelf?,” vroeg hij zich af. ,,Ik ben mijn ziekte niet. Ik heb het. Ik wil er niet aan vastzitten, maar er een beetje boven uitstijgen. Dat heeft ook te maken met mijn geloof. Ik voel hoe God mij nabij is, en dat dat zo zal blijven. Dat is de hemel, voorbij de grens van het aardse leven. Zonder dat je vastzit aan je lijf en aan de problemen die dat lijf je kan geven. Op die momenten ervaar ik juist ook nu die hemel, dat er liefde is, dankbaarheid, verbondenheid, met mensen uit heden en verleden. Ik ben natuurlijk ook wel angstig en verdrietig, maar het vertrouwen en geloof is er gelukkig ook.”

Vernooij wilde van jongs af aan priester worden. Toen hij twaalf was volgde hij onderwijs op het kleinseminarie, waar hij werd voorbereid op de priesteropleiding. De rooms-Katholieke kerk sprak hem erg aan, vertelde hij eind jaren negentig aan deze krant. Vernooij wilde er zijn voor de medemens. Maar priester werd hij nooit. Hij was geen voorstander van het celibaat. ,,Om goed pastoraat te kunnen doen, hoef je niet ongehuwd te zijn. Integendeel. Je moet goed in je vel zitten,” tekende deze krant op. Hij zou later in het huwelijk treden met Piety. Ze kregen drie dochters: Floor, Babs en Lotje en werden gezegend met zes kleinkinderen.

Vernooij realiseerde zich toentertijd dat er door zijn opvatting over het celibaat geen toekomst voor hem was weggelegd in de kerk. Maar door het toenemende priestertekort in de jaren zeventig, riep aartbisschop Bernardus Alfrink studenten op om toch hun studie af te maken. Als ze geen priester wilde worden, dan konden ze altijd nog pastoraal werk doen. En zo geschiedde.

In 1977 werd Vernooij benoemd tot pastoraal werker in een parochie in Utrecht. Hij zou later zijn werk in het pastoraat voortzetten in Apeldoorn, de regio Amersfoort en Flevoland. Parochianen herinneren Vernooij als een enthousiast pastoraal werker, bevlogen in de liturgie, had soms lak aan regeltjes, maar was een pastor met een passie voor preken en catecheet. Hij was een opbouwwerker en een drijvende kracht in de pastorale teams waar hij werkte. Hij was ook een harde werker die met humor en een lied, en een oprecht geloof in God én mensen zijn weg ging in het pastoraat.

De R.K Parochie Onze Lieve Vrouw stelt dat de oecumene, de groei naar religieuze diversiteit, hem na aan het hart lag. ,,In Nieuwland stond hij aan de wieg van de oecumenische samenwerking rond De Herberg en in Bunschoten gaf hij de katholieke gemeenschap mede gezicht naar de protestantse kerken toe.”

 De oecumenische gemeente paste in zijn geloofsbeleving, vertelde hij aan deze krant. ,,De leer moet er zijn voor de mensen en niet andersom. Ik wil de Bijbel niet uitleggen, maar ik wil een Bijbelverhaal vertellen en kijken hoe de mensen erin passen. Dan ontdek je vragen waar soms geen antwoorden op zijn. Ik sta naast de mensen in hun protest en vragen. Het grootste verschil met vroeger is dat ik het ook allemaal niet weet,” zei Vernooij.

Vernooij bespeurde dat door de oecumene de protestanten en de katholieken van elkaar leerden. ,,Ik ben er een betere katholiek door geworden en de tradities en gebruiken meer gaan waarderen. Katholieken lezen nu de Bijbel thuis. We geven zelfs een huwelijksbijbel weg. De protestanten vinden mijn gezang weer prachtig. En zij leren meer met symbolen te werken.”

 Oecumene of niet, hij bleef zijn kerk trouw. ,,Ik ben van huis uit katholiek en voel me meer thuis in de katholieke kerk. Ik vind het op zijn tijd heel lekker een ouderwetse roomse mis mee te maken,” vertelde hij.

Hij had ook iets met Rome. Jaren geleden maakte hij een pelgrimsfietstocht naar Rome en Assisi. ,,Als pelgrim ben je helemaal weg. Je zit niet meer vast aan de dingen waar je dagelijks mee bezig bent. Er ontstaan nieuwe ideeën. Pelgrimeren is eigenlijk het wegtrekken uit je oude leven naar het nieuwe, het achterlaten van wat je vasthield.”

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Rebel en Superman

Vandaag, op Koningsdag, is aflevering 4 verschenen van Sjaak loopt de marathon in AD Amersfoortse Courant. Veel leesplezier!

Hardlopen is hot. Journalist Sjaak van de Groep gaat op ontdekkingstocht in de hardloopwereld. In de rubriek ‘Sjaak loopt de marathon’ stoomt hij zichzelf klaar voor het ultieme doel: het uitrennen van die 42,195 km.

Aflevering 4: De sportschool.

IMG_4782

Ik slikte twee weken lang een maagbeschermer bij de ontstekingsremmer Diclofenac (50mg), ‘het snoepje voor iedere hardloper.’ Je moet wat. Ik voelde mijn linkerkniepees over een bot schuren en liep zelfs mank. De kuur sloeg aan.

Fysio’s en de sportarts adviseerden mij om daarbij mijn spieren te rekken en strekken. Het stimuleert de doorbloeding, spieren worden flexibeler. En hoewel de meningen daarover verdeeld zijn, ontwikkel ik toch een rek- en strekfetisj. Ik rek en strek tijdens een schaakpartij, in de trein, op mijn matje. Deze marathonobsessie begint groteske vormen aan te nemen. Ik sta er mee op en ga er mee naar bed.

De experts adviseerden ook aan ‘core stability’ (rompstabiliteit) te doen. Nooit van gehoord. Sterke romp-, heup-, en beenspieren creëren stabiliteit. Een marathon is meer dan alleen als een blind paard hardlopen. Mijn spieren en pezen moeten sterker worden. Core stability werkt preventief tegen blessures. Had ik dat maar eerder geweten.

Het klinkt logisch. Hoe komt voetballer Ronaldo aan zo’n strakke torso? Het schijnt dat hij duizenden sit-ups per dag doet. Core stability schijnt vaste prik te zijn bij meerdere sporten, leert een rondvraag.

Ik ben om en oefen elke dag. De plank. De zijwaartse plank: op een zij liggen, bovenlichaam leunt op je arm, elleboog recht onder je schouder en planken maar. De eerste paar keer kreeg ik mezelf nauwelijks omhoog. Maar, ha! Laatst op die verjaardag, einde van de avond,  kwam de zijwaartse plank van stal. En dat dertig seconden lang.

Ik merk dat ik snel sterker word. Dat ruikt naar meer. De afgelopen zeven jaar trainde ik in verschillende sportscholen. Hoewel, trainde? Ik deed wat oefeningen op mijn dooie gemakje. Het is vaste prik geworden. Donderdagavond, sportschool Rebel, Bunschoten. Een rebel in hardloopland. Door mijn beginnersgekloot voel ik me zo. En dan beginnen we bij de groepsles ‘buikspierkwartier’ ook nog met Superman. Handen en knieën op de mat, rechterarm uitsteken én linkerbeen. Linkerarm én rechterbeen. Dat vergt coördinatie.

Een gemêleerd gezelschap van jonge vrouwen en een oudere heer traint de buikspieren op een meeslepend muziekje. Het is wennen, zo’n eerste keer. Ik let goed op fitnessinstructeur Morris de Graaf (24), die op zijn rug ligt en in de lucht fietst met beide benen. De groep volgt.

Hierna werken we ons in het zweet tijdens crossfit.  Benodigdheden: een step en een halter met gewichten. En terwijl ik squat met de halter in mijn nek, roept Morris: ,,Kom haal er het maximale uit, bewegen!”

We sluiten de avond af met TRX, twee banden met twee handvatten, die in het plafond verankerd zitten. ,,Je traint hiermee op je eigen lichaamsgewicht,” zegt Morris. Ik hel voorover en druk me op. ,,Je traint ook de kleinere spiertjes rondom de grotere spieren,” aldus Morris. Hij heeft gelijk. De volgende ochtend voel ik spieren die ik nog nooit heb gevoeld. Vooral mijn armen moeten het ontgelden. Maar het voelt goed.

Lopersknie, die verrekte knie

 

 Masker voor, rugzak met apparatuur om, de test op de loopband kan beginnen. Sportarts Bernard te Boekhorst kijkt toe.


Masker voor, rugzak met apparatuur om, de test op de loopband kan beginnen. Sportarts Bernard te Boekhorst kijkt toe.

 

Hardlopen is hot. Journalist Sjaak van de Groep gaat op ontdekkingstocht in de hardloopwereld. In de rubriek ‘Sjaak loopt de marathon’ stoomt hij zichzelf klaar voor het ultieme doel: het uitrennen van die 42,195 km. Op woensdag 30 maart is aflevering 3, De Sportarts, gepubliceerd in AD Amersfoortse Courant.

Ik kamp met een lopersknie. Een overbelastingsblessure. Fanatiek hardlopen zit er niet in. Toch wil ik verder. Voormalig verspringer Emiel Mellaard adviseerde mij maanden geleden om een Top Sportmedisch onderzoek te doen bij het Amersfoortse SMA Midden Nederland.

SMA kijkt onder meer naar de belastbaarheid van mijn lichaam. Het sportmedisch adviescentrum ontvangt jaarlijks een kleine duizend hardlopers. Op een regenachtige dag wandel ik in mijn hardloopkloffie SMA binnen. Sportarts Bernard te Boekhorst geeft me een ferme handdruk. In rap tempo haalt hij me in twee uur tijd door de medische mallemolen.

Bloedonderzoek. Check. Urine. Check. Schouders, rug, spieren. Check. Te Boekhorst steekt zijn armen uit. ,,Pak ze eens beet,” zegt hij. ,,En nu duwen naar binnen. Zo hard je kan.” Te Boekhorst, een ervaren hardloper die ooit een halve marathon liep in 1.06,54, geeft behoorlijk tegengas. Het lijkt wel armworstelen. ,,En nu armen gestrekt boven je hoofd en rustig laten zakken.” Dat gaat moeizaam. ,,Painful arc,” schrijft hij op. ,,Bursitis Subacromialis.” Wablief? ,,Slijmbeursontsteking in beide schouders,” antwoordt hij. ,,Links erger dan rechts.”

Dat kan er ook nog wel bij. Ik vertel Te Boekhorst over mijn lopersknie. Hij kijkt naar mijn bekken en concludeert al snel bekkenverwringing met spanning op de hamstring en tractus iliotibialis. De puzzelstukken beginnen op zijn plaats te vallen.

,,Het is belangrijk voor jou om core stability te gaan doen,” zegt hij. Oftewel rompstabiliteit: je buik- en rugspieren sterker maken door oefeningen te doen. Ik krijg huiswerk mee: de plank, brug, kuitenwip, rek- en strekoefeningen, alsook oefeningen voor de schouders. Mocht ik last blijven houden van de schouders, dan kan ik een cortisone-injectie krijgen.

Wat volgt is de longfunctietest. De sportarts neemt mijn longinhoud en longfunctie onder de loep. Diep inademen. Hard uitblazen, zolang ik kan. Bovengemiddelde score! En dan is het tijd voor de inspanningstest op de loopband met ECG-controle en ademgasanalyse. Te Boekhorst bepaalt zo mijn ‘anaerobe drempel.’ A
an de hand daarvan weet ik hoe ik conditioneel het beste kan trainen op hartslag, maar nog belangrijker hoe ik onder die drempel kan blijven om optimaal te presteren tijdens de marathon.

Ik word beplakt met sensoren en krijg een rugzak om met apparatuur, die doet denken aan een bomgordel. We starten op negen kilometer per uur. Te Boekhorst voert het tempo op. ,,Na 22 minuten vraagt hij of ik nog een niveau sneller aankan. ,,Ja,” roep ik door het masker. Conditioneel gaat het prima, maar die verrekte knie. ,,Als het niet gaat, zeggen hè,” roept hij.

Maar dit onderzoek kost 350 euro. En hoewel mijn verzekering zestig procent meebetaalt, wil ik wel weten waar ik aan toe ben. Afbreken is geen optie. Mijn looptechniek is voor verbetering vatbaar, zegt hij als het half uur voorbij is. ,,Je hebt een trage pasfrequentie en teveel knik, vooroverhellend, in de heupen.”

Mijn conditie verrast de sportarts. ,,Een uitstekende conditie in vergelijking met leeftijdsgenoten en goed in vergelijking met fanatieke lopers.” Dat geeft moed. Toch hink ik letterlijk op twee gedachten naar buiten. Ik heb de conditie van een duurloper! Maar die verrekte knie. Ik weeg 71 kilo, maar ik mag drie kilo vet verliezen om in topvorm aan de start te verschijnen, geeft Te Boekhorst nog mee. Mag het ook drie kilo geïrriteerde pezen zijn?

 

Nu al blessures?

Manueel therapeut Luuk van Aller prikt een naald in mijn musculus gluteus medius.

Manueel therapeut Luuk van Aller prikt een naald in mijn musculus gluteus medius.

Hardlopen is hot. Journalist Sjaak van de Groep gaat op ontdekkingstocht in de hardloopwereld. In de rubriek ‘Sjaak loopt de marathon’ stoomt hij zichzelf klaar voor het ultieme doel: het voltooien van die 42,195 km. Aflevering 2: De manueel therapeut.

Blessures. Een onderwerp dat ik liever later had aangesneden. Eerst de estafettevos. Holten. Eind van de middag. Het schemert. Op mijn vakantieadres ren ik over de Holterberg. In bossen wordt het snel donker, realiseer ik me, als ik in een blubberige plas stap en de kledder mijn kuiten bedekt. Ik zie een viervoeter vlak voor me. Een hond denk ik nog. Maar waar is de baas? Het is een vos! Ik gris een dikke stok uit de bosjes om me eventueel te verdedigen. Ik versnel, achteromkijkend, mijn passen.  Estafette met een vos.

Op het bospad zie ik geen hand meer voor ogen. Ik draag geen hardloopverlichting, weet ook niet waar ik ben. Op een nabijgelegen fietspad moet ik zigzaggend om fietsers heen rennen. Zij zien me niet. Door mijn dwaalcapriolen ren ik bijna tien kilometer. Veel meer dan gepland. Mijn vrouw vraagt bij thuiskomst verontrust of ik de volgende keer wil bellen.

Een week later, verhuizing. Trap op, trap af. In verkeerde houding sjouw ik een wasmachine. Er schiet iets in mijn linkerknie. De volgende dag ‘bind’ ik hardloopschoenen onder. Ik heb een rondje Bunschoten-Eemdijk ontdekt van precies tien kilometer. Op het idyllische Eemdijk grijp ik naar mijn linkerknie. Dat hardlopen blessuregevoelig is, daar was ik voor gewaarschuwd. Maar kom op, nu al een blessure? Sjaak kruipt de marathon.

Ik ren door en kom mank thuis. Ik vind symptomen op Google die doen denken aan een lopersknie (peesontsteking.) Ik reis af naar het gerenommeerde Amsterdamse Fysiomed (wat ben ik blij met mijn vooraf ingecalculeerde 36 fysiobehandelingen!). In dit sportcentrum staan topsporters onder behandeling. Niet dat ik daar wat tussen te zoeken heb met mijn houtenklaaspoten, maar ik ken hier een manueel therapeut (fysiotherapeut met specialisatie gewrichten), Luuk van Aller, die ooit in Spakenburg werkte.

Luuk hielp me eerder van klachten af. Ik lig op mijn rug op zijn behandeltafel. Hij kneedt in mijn bovenbeenspier en in een bilspier (ja, dat klinkt fout). ,,Tractus Iliotibialis frictie syndroom,” zegt hij. wat? ,,Lopersknie.” Dus toch? ,,Je hebt een probleem met een peesplaat die loopt van de heup tot de knie. En meerdere spieren in je benen zitten muurvast.”

Hij prikt een spierknoop aan in mijn kuit met een naald. Het voelt als een messteek. Door deze ‘dry needling’ ontspant de kuitspier. Hij prikt de naald ook in mijn bilspier. Ik voel brandende schokjes. ,,Ontspan eens,” zegt hij. ,,Dat doe ik.” ,,Nee, er zit een bepaalde spanning in jouw lijf waar ik maar geen vat op kan krijgen. Yoga zou wel iets voor jou zijn.”

Luuk kraakt een rib, een wervel en masseert mijn bovenbeen én mijn geïrriteerde pees. Ik bijt op mijn tanden van de pijn. ‘s Avonds voel ik het bloed doorstromen in mijn been. ‘Ik heb spieren wakker gemaakt waar afvalstoffen in zitten,’ appt Luuk. ,,Veel water drinken.”

Do: Draag hardloopverlichting in het donker. Laat je lichaam voordat je begint met hardlopen doorlichten door manueel- of fysiotherapeut.

Don’t: Beenspieren overbelasten door te hard te trainen in combinatie met sjouwwerk.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Duitsers, Japanners en Amerikanen

Vandaag, woensdag 27 januari 2016, is de eerste aflevering van ‘Sjaak loopt de marathon verschenen in AD Amersfoortse Courant. Ik hoop mezelf binnen tien maanden klaar te stomen voor het ultieme doel: het uitrennen van een marathon.

Hardlopen is hot. Journalist Sjaak van de Groep gaat op ontdekkingstocht in de hardloopwereld. In de rubriek ‘Sjaak loopt de marathon’ stoomt hij zichzelf klaar voor het ultieme doel: het uitrennen van die 42,195 km. Aflevering 1: hardloopschoenen.

Het Mulier Instituut becijferde jaren geleden in het rapport De Tweede Loopgolf dat 1.6 miljoen Nederlanders aan hardlopen deden. Daar wil ik meer van weten. Maar hoe transformeer je een leek in een duurloper? Zijn mijn hardloopschoenen kwalitatief nog goed genoeg?, vraag ik me af. Jaren geleden kocht ik een paar, toen ik begon met fitness in de sportschool. Maar hardlopen op een loopband is niet te vergelijken met buiten joggen, weet ik uit ervaring.

Een loopband heeft vaak een dempingsysteem voor je gewrichten en je hardloopschoenen slijten nauwelijks. Vol goede moed reis ik dan ook af naar Run2day aan de Amersfoortse Grote Haag. Medewerkster Mariska Lagerweij helpt me uit mijn droom door in de demping van mijn schoenen te knijpen. ,,De demping is hard,” zegt ze. ,,Uitgedroogd. Hoe lang heb je ze al? Een jaar of vier?”

Dat zou goed kunnen, zeg ik. ,,De demping verdwijnt na twee jaar. Dat gebeurt zelfs als je de hardloopschoenen in de kast laat liggen,” stelt assistent bedrijfsleider Tessa Emmerich. ,,Om blessures te voorkomen, adviseren wij om de twee jaar nieuwe hardloopschoenen te kopen. Of je moet voor die tijd duizend kilometer hebben afgelegd.”

Eén van de belangrijkste aspecten van een goede hardloopschoen is de demping tijdens de landing, weten beide vrouwen. ,,Als je 150 landingen per minuut maakt, en je doet vier uur over een marathon, dan moeten je benen 36.000 keer die klap opvangen,” rekent Tessa uit.

Dat wordt dus nieuwe schoenen kopen. Tessa showt drie modellen. ,,Wat kosten ze?,” vraag ik als echte Hollander. ,,Eerst passen en rennen, dan volgt de prijs,” lacht Tessa. De hardloopschoenen zijn een maat groter dan mijn maatje 44. Je voeten zetten uit tijdens het hardlopen, blauwe nagels wil je voorkomen, doceert Tessa.

Hak

Ik pas het Duitse model en ren op en neer door de winkel. Tessa ziet op het computerscherm achter me dat mijn enkel keurig recht neerkomt en dat ik niet land op mijn hak. Ik heb geen afwijking. Ik doe de Japanse schoenen aan en tot slot de Amerikanen. Het lijkt wel een mop. Als afgestudeerd historicus moet ik heel even aan de Tweede Wereldoorlog denken.

Ik pas een Japanner links en een Duitser rechts, Amerikaan links en Japanner rechts. Na enige overpeinzingen kies ik voor onze oosterburen. Die hardloopschoenen sluiten het beste om mijn voet heen, heb ik het idee. Tessa zegt dat het ook de goedkoopste schoenen zijn: 140 euro. Dat is mooi meegenomen. De Japanners kosten 150 euro, de Amerikanen 160. Het hardloopseizoen is geopend.

Do’s:

Voorkom blessures: Bezuinig niet op hardloopschoenen

Voorkom blaren: draag vochttransporterende sokken. Vrouwen: draag sportbeha.

Fitte vutter leefde een rijk leven

 

Alex van Nimwegen

Op dinsdag 9 juni 2015 verscheen in het AD Amersfoortse Courant de Van wieg tot graf over het leven van Alex van Nimwegen (1951-2015) uit Achterveld. Hieronder vindt u het verhaal dat een inkijkje geeft in zijn leven.

Toen Alex van Nimwegen afgelopen september hoorde dat hij maagkanker had, prognose zes maanden, concludeerde hij berustend dat hij een rijk leven had geleefd. En dat was ook zo. Hij regisseerde op de valreep zijn eigen afscheid door een afscheidsboodschap van 22 minuten in te spreken. Op de crematie klonk zijn eigen stem nog een allerlaatste keer. Hij vertelde zijn levensloop zoals alleen hij dat kon met veel details, punten en komma’s.

Alex en zijn vrouw Hanny hadden net een nieuwe camper gekocht. Ze hadden nog genoeg plannen. Maar gelukkig hadden ze niet gewacht tot later. Alex reisde graag: IJsland, Costa Rica, Israël en naar tientallen andere landen. Toen Alex ziek was, gingen ze nog een keer naar Egypte. En ondanks zijn ziekte bleef hij 4×4 terreinrijden over modderige paden in zijn Suzuki Samurai. Helemaal onder de modder kwam hij thuis. Dat technische rijden langs obstakels, waterbakken en duinen, daar was hij helemaal weg van.  

Alex, Отдых в мире, had Russisch bloed. Zijn Achterveldse vader Jan en Russische moeder Walentina Pimenowa, leerden elkaar kennen in een Duits werkkamp. Na de oorlog nam Jan Walentina mee naar Achterveld om daar samen oud te worden. Zondag 7 juni jl. waren ze zeventig jaar getrouwd. Alex werd geboren als zesde kind. Al snel bleek dat hij verrekte handig was. Hij sleutelde graag aan brommers, auto’s en motoren en hij bleef de rest van zijn leven in voor alle soorten klussen.

Toch koos hij voor een kantoorbaan. In 1969 deed hij de administratie bij tractorenbedrijf Gebroeders de Vor. Hij trouwde met Hanny en ze kregen twee dochters Shirley en Nicole. Op de crematie sprak hij ook over zijn ,,bonusdochter” Monique. Zij had in 1979 een speciale plaats gekregen binnen het gezin. Monique overleefde het verkeersongeluk in Frankrijk waarbij haar ouders om het leven kwamen. De moeder van Monique was een zus van Hanny.

Alex werkte veertig jaar voor verzekeringsmaatschappij De Amersfoortse. Als technisch inspecteur voor de brandverzekering, reed hij voor de vlammen uit. Hij ging over de beveiligingen. Alex groeide door tot arbeidsdeskundige. Hij kreeg zelfstandige ondernemers onder zijn hoede die een uitkering claimden, omdat ze hun werk niet meer konden uitvoeren. Alex was vindingrijk. Hij zocht naar passend werk voor ondernemers door ze te laten  omscholen. De personeelsvereniging van de Amersfoortse, en de daar bijbehorende uitjes, kon je aan Alex overlaten. Hij organiseerde de cursus ‘Pech onderweg’ voor vrouwelijke collega’s. Konden ze eindelijk dat lampje vervangen. Toen in 2008 de crisis uitbrak, en Alex er met een regeling uitkon, hoefde hij niet lang te denken. Hij had hobby’s genoeg.

Sinds 1974 trainde hij politiehonden. Hij was jarenlang bestuurslid van de Koninklijke Nederlandse Politiehond Vereniging (KNPV). En ook daar had hij het hart op de tong. Veel hondensporters en politiekorpsen kenden Alex. Hij verkocht soms een hond aan de luchtmacht of politie. Zijn vrouw Hanny repareerde en naaide vanaf midden jaren tachtig de bijtpakken waar Alex politiehonden mee trainde. De werkzaamheden breidden uit. Hanny en dochter Nicole runnen nu Dog Sport Holland, een firma die hondensportartikelen verkoopt. Achter de schermen was de technische Alex actief. Hij produceerde op maat gemaakte hondentransportkooien en als de geïndustrialiseerde naaimachine kapot was, repareerde hij die.

Alex was een dorpsmens. Leende je zijn ladder, kreeg je hem er gratis bij. Hij was niet te beroerd om zonder te vragen een dakgoot van een straatbewoner leeg te maken. Hij duwde de rolstoelen voort tijdens reisjes van De Zonnebloem, en hij was verkeersregelaar tijdens het fietsfestijn Tour de Junior. Verder timmerde en zaagde hij met schoolkinderen op bouwdorp Achterveld. Franse toeristen die langs de snelweg een klapband kregen, overnachtten op zijn terrein in Achterveld.

Op de dag dat hij ontslag nam, las hij ‘Fitte Vutter’ gevraagd, bij het Achterveldse Wolbert Sportscars. Of die vutter snelle sportwagens zoals Maserati, Jaguar, Ferrari, Porsche en BMW naar klanten wilde rijden. Dé ideale baan voor Alex. Zeker toen hij ziek werd, was dit pure ontspanning. Het gaspedaal intrappen en het hoofd leegmaken.

Alex was gek op zijn kleinkinderen. Handstand? Boompje klimmen? Daar was hij voor in. Tijdens zijn ziekte veranderde zijn smaak door de chemo. Woensdag werd ineens patatdag met de familie. Daar genoot hij van. Afgelopen december kreeg hij de Gouden Speld van de KNPV als waardering voor zijn werkzaamheden. Alex was blij verrast, maar aan het einde moest hij alles loslaten. ,,Wat voor keus heb ik,” zei hij dan. Zijn Hollandse herdershond Syb, die ook op de crematie was, gaf hij aan een clubgenoot. Voor hij zijn laatste reis ging maken, reed hij nog een laatste keer een dikke Porsche 911 naar Groningen.

 

Koningin van de Spoorstraat

Co Schussler

 

 

Co Schüssler (geheel rechts) bij haar Nijkerkse jazzploeg van gymnastiekvereniging Excelsior, mei 1984.

Vandaag (30 september 2014) portretteerde ik het leven van gymnastiektrainster Co Schüssler-Luttik (1926-2014), voor AD Amersfoortse Courant in de rubriek Van wieg tot graf. Een bijzondere, krachtige vrouw. Ik vind het optekenen van dit soort verhalen dankbaar werk. Een laatste eerbetoon.  Is er in uw omgeving (regio Amersfoort) iemand overleden die niet vergeten mag worden? Laat het me weten: info@sjaakvandegroep.nl Wellicht vindt u dan het levensverhaal van uw dierbare terug in laatstgenoemde regionale krant.

Sjaak van de Groep ©

Haar in brons gegoten balletschoen prijkt op de kast van dochter Marijke. Ereburger van Nijkerk. Erelid van de Nijkerkse gymnastiekvereniging Excelsior. Erelid van SV Spakenburg. Lid in de Orde van Oranje-Nassau.

Dat dankt Co Schüssler aan haar jarenlange gepassioneerde arbeid als freelancegymnastiek trainster én jurylid bij wedstrijden. Ze begon op haar 19de trainingen te geven: turnen, jazzgymnastiek, ritmische gymnastiek. Ze stopte pas op haar 80ste. Tot op het laatst adviseerde ze gymnasten vanuit haar rolstoel. Het kenmerkte de gedreven sportjuffrouw, ‘een monument binnen de afdeling gymnastiek’, volgens SV Spakenburg.

Ze kwam ter wereld in Zaandijk. Het gezin Luttik verhuisde begin jaren dertig, in de crisisjaren, naar Nijkerk. Co’s vader vond daar werk in de chocoladefabriek. Als tiener maakte ze er de Tweede Wereldoorlog mee, inclusief een bombardement waarbij haar schoonzus een scherf in haar arm kreeg. Het was traumatiserend voor haar. De Nijkerkse rabbi en de Joodse familie De Liever, die ze kende, keerden niet terug uit de vernietigingskampen. Ze had het daar vaak over. Co kreeg een nog grotere hekel aan ruzie. Oorlogsherdenkingen, oorlogsfilms? Ze kon ze nooit verdragen.

Co zag er steevast tiptop uit: chique kleding, rode lakjas. Ze was daarin haar tijd vooruit. Een echt madammeke. Ze ging nooit de deur uit zonder lippenstift. De dominee noemde haar tijdens de huwelijkse plechtigheid met Douwe, de badmeester, ‘het koninginnetje van de Spoorstraat’, de straat in Nijkerk waar ze lange tijd woonde.

Ze kregen twee kinderen: Marijke en Hans. In 1969 verhuisden de sportieve Schüsslers naar Spakenburg. Hier kregen Co en kinderen een klap te verwerken. Douwe overleed op 16 juni 1974 aan darmkanker. Co sprak er nooit over. ,,Als ik begin met huilen, houd ik nooit meer op’’, zei ze tegen dochter Marijke.

Co stopte nog meer energie in haar gymnasten en gymnastiektrainingen. De relatief jonge weduwe hertrouwde nooit. ,,Je bent getrouwd met de gymzaal’’, grapte Marijke.

Co ontwikkelde de choreografie van haar gymnastiek, tekende de dansbewegingen op papier. Marijke hielp haar muziek opnemen op de bandrecorder. Ze was perfectionistisch. Waren ze zo tot half drie ‘s nachts bezig.

Het turnen moest ze tot haar spijt opgeven. Co kampte vanaf haar 27ste met reuma. Turners opvangen van het paard of brug, dát ging gewoon niet meer. Klagen over haar pijn? Dat deed ze niet. Ze slikte geen medicijnen. ‘Die troep’, weigerde ze resoluut. Ze nam liever ‘een poedertje.’ Een glaasje water met gemalen ascalpoeder. Dat hielp tegen de pijn. En anders nam ze een warm bad.

Ze trainde toentertijd voor twee gymnastiekbonden: de KNGB en de KNCGV. Het grote verschil? De C van christelijk. Co ging op zaterdag naar wedstrijden van Sittard tot Sneek, en jureerde op zondag gymnastiekwedstrijden. Dat leverde haar soms kritiek op in het overwegende christelijke dorp. Maar Co geloofde op haar eigen manier.

Gelukkig had ze veel vriendschappen gesloten tijdens het gymnastieken met talrijke huisvrouwen. Gymnasten betitelden Co als tweede moeder. Als ze thuis problemen hadden, sliepen ze bij Co. Dan ging het interieur tegen de muur en werd er geturnd en gedanst in de woonkamer. Ze was gek op gezelligheid.

Co genoot enorm van haar kleinkinderen. Ze was een nachtmens dat een hekel had aan slapen. Haar kleinkinderen dronken soms nog een kop thee bij oma na het stappen. Die was toch wel wakker. ,,Het is nu 03.30 uur. Ik moet gaan slapen,” schreef ze in haar dagboek.

Ze bleef ondanks haar fysieke ongemakken lang zelfstandig wonen. Marijke had er een dagtaak aan. Met een waxinelichtje klauterde Co de trap op naar boven. Op haar billen kwam ze omlaag. Zo slecht waren haar benen toen al. Maar wat was ze blij dat ze het doktersadvies op haar 27ste ‘stoppen met sporten’, had genegeerd. Anders was ze hoogstwaarschijnlijk veel eerder afgetakeld.

De laatste stap voor haar was het verzorgingstehuis. ,,Ze nemen me alles af,” jammerde ze. Voormalige gymnasten bleven haar trouw. Ze zochten haar daar op. Co vond het maar niets dat ze de controle moest loslaten. Ze wilde alles zelf regelen. Tot aan de laatste snik.

Ze sliep de laatste jaren in haar sta-opstoel. ,,Als ik op bed ga liggen, ga ik dood,” zei ze dan. Marijke nam haar op zaterdag geregeld mee naar de Spakenburgse markt. Gezellig een terrasje pakken. Ze schaamde zich wel voor die rolstoel.

Co overleed op 16 juni. Ze volgde haar man op de dag af veertig jaar later. Ze was een echte blauwe, een sociaal clubmens. Ze kreeg een passend afscheid; een minuut stilte voorafgaande aan het duel Spakenburg-Rijnsburgse Boys.

 

 

 

 


 

De reus is wel degelijk geveld

Sjaak van den Berg

 

 

Jac van den Berg verkocht 48 jaar lang bloembollen en planten op de Zeister Markt.

In de rubriek ‘Van wieg tot Graf’ portretteerde ik vandaag, 16 september 2014, het leven van de Baarnse markthandelaar en bloemenkweker Jac ‘Sjaak’ van den Berg. Een bekende verschijning in Zeist. Is er in uw omgeving, Amersfoort, Soest, Leusden, Bunschoten, Baarn, Nijkerk of Barneveld iemand overleden die niet vergeten mag worden? Laat het de redactie van AD Amersfoortse Courant weten: ac.redactie@ad.nl. Of stuur mij een e-mail: info@sjaakvandegroep.nl. De rubriek verschijnt wekelijks en is een eerbetoon aan mensen die ons helaas zijn ontvallen.

Sjaak van de Groep ©

Jac van den Berg (1947-2014)

Jac wilde doorwerken op de markt tot zijn 72ste. De zaak overdragen aan dochter Michelle en dan dagelijks met haar mee. Op een stoel zitten en commanderen.

Het mocht niet zo zijn. ‘De reus is geveld’, schreef een klant in het condoleanceboek in de Zeister marktkraam, waar hij 48 jaar lang, elke donderdag en zaterdag, planten en bloembollen verkocht. Klanten konden niet geloven dat het ‘oermens’, 1.90 lang, ruim 100 kilo, was overleden. Het ‘bloemenmannetje’ in blauwe stofjas was altijd kerngezond.

Dat Jac, ‘Sjaak’, planten en bloembollen verhandelde, was geen toeval. Op de lagere school vulde Jac al zakjes zaad in het plantenbedrijf van zijn vader. Geboren in Oegstgeest, de bollenstreek, in een marktfamilie, verkaste Jac met vader, moeder, vier broers, drie zussen, in 1952 naar Baarn waar zijn vader meer toekomst zag vanwege de centrale ligging.

De visie van vader voor zijn vijf zonen: koop voor je 21ste een huis, trouw, begin voor jezelf op de markt. Aldus geschiedde. Ze kregen allemaal een vrachtwagentje cadeau én een markt.

Jac bouwde zijn weekmarkten uit: Zeist, Venlo, Kampen, Culemborg, Geldermalsen, Nijkerk. Hij stond op jaarmarkten van Groningen tot de Belgische grens. Achter zijn woning in Baarn kweekte hij planten in kassen; lathyrus, duizendschoon, agapanthus.

Jac trouwde Marja. Twee kinderen zagen het levenslicht in, hoe kan het ook anders, de bollentijd. Michelle 1969, Matthieu 1971. Jac was ook een man van de tijd. Personeel dat één minuut te laat arriveerde bij de plantenkassen om naar de markt af te reizen? Hij vertrok. Zelfs zijn dochter liet hij een keer staan. ,,Ik stop je nog eens in een zandloper,” zei Marja dan.

Jac merkte dat mensen behoefte hadden aan een praatje. Kochten ze één geranium, bleven ze een half uur kletsen. En als een klant ernstig ziek was, een slechte dag had, doorliep op de markt, dan haalde hij die persoon terug naar zijn kraam om het verhaal aan te horen.

Hij was een gewaardeerde, markante persoonlijkheid, blijkt uit het condoleanceboek. Hij gaf tuinadviezen aan klanten. De Latijnse namen van bloembollen kende hij bijna allemaal.

Hij gaf plantjes die extra zorgaandacht nodig hadden, aan schoolkinderen en marktvrienden. ,,Jij hebt groene vingers,” zei hij dan. ,,Kijk eens of ze het nog doen.” Kwamen ze trots terug om te vertellen hoe mooi ze in bloei stonden.

De voortekenen waren daar. Jac hield van klaverjassen. Daar stopte ie mee. Hij kon de punten van de kaarten niet meer bij elkaar optellen. Hij deed in zijn jonge jaren aan wielrennen en hij was een schaatsfanaat. Als er ijs lag, pakte ie zijn noren. Zijn gortdroge magazines met daarin schaatstijden van professionele schaatsers spelde hij. De laatste drie jaar liet hij het blad links liggen.

De vrijdag voor Moederdag 2013, was Jac op de bloemenveiling in Bleiswijk. Voelen en ruiken wat hij kocht. Jac kreeg daar een epileptische aanval, een insult. Hij trok raar met zijn gezicht en wilde de grond inkruipen. Met gillende sirenes naar het ziekenhuis.  Hij kreeg slecht nieuws: kwaadaardige hersentumor. Medici gaven hem een jaar.

Een zware operatie volgde. Het ging snel slechter. Zijn rode vrachtwagen met slaapcabine moest hij verkopen. Een persoonlijk drama. Hij zag het als de afbraak van zijn zaak. Toen drong door dat hij niets meer kon.

Praten en lopen gingen op den duur niet meer. Michelle reed de elektrische pompkar voor het huis met daarop een houten pallet. Zo vervoerde Michelle hem naar de plantenkassen. ‘Zijn trots en hobby’ wilde hij nog een keer zien. En dan klonk een brommend geluid. ,,Ja pa, dat ruim ik op’’, lachte ze dan.

Michelle werkte al onder zijn vleugels in de zaak en nam ook zijn werkzaamheden over. Jac vergat namen en gezichten van collega’s en klanten. Op de markt maakte Michelle foto’s van de klantenkring en plakte die in een boek. Ze schreef de namen erbij. Als ze verhalen vertelde, kon ze laten zien wie ze bedoelde. Daar wilde hij eerst niets van weten. Maar later was het dan: ,,Oh ja, die.’’

De vrijdag voor Vaderdag 2014, de dag dat het Nederlands elftal in Brazilië gehakt maakte van Spanje, was zijn crematie. ,,Wanneer begint het voetbal eigenlijk?’’ was zijn laatste vraag aan Michelle. Dat maakte hij niet meer mee.

Op de crematie deelde de familie pioenrozen uit, de plant die hij zelf oppotte. En er was appeltaart bij de koffie. Daar was hij dol op. Michelle zet zijn werk voort onder de naam ‘Barregy Bloemen.’ ,,Hé, Barregy!’’, klonk het vaak in dialect op de bollenveiling als Jac van den Berg kwam aanrijden in zijn rode truck.

Driek, altijd trouw aan blauw

Driek Nel Wieg tot Graf

Driek Nel op het hoofdveld van SV Spakenburg. Op de achtergrond is de oude tribune nog zichtbaar.

Op deze pagina vertellen we het levensverhaal van een onlangs overleden stad- of streekgenoot. Vandaag het leven van Bunschoter ‘Driek’ Nel, jarenlang bestuurslid van SV Spakenburg. Is er in uw omgeving iemand overleden, die niet vergeten mag worden? Laat het ons weten: ac.redactie@ad.nl. AD Amersfoortse Courant 26 augustus 2014.

Sjaak van de Groep ©

Hendrikus Nel (1925-2014)

‘Driek’ had geen rode draad in zijn leven. Wel een blauwe. Hij was niet van adel, maar hij had blauw bloed. Van 1948 tot 1992 zat hij in het bestuur van SV Spakenburg, ‘de blauwen.’ Voorzitter, secretaris, penningmeester.

Driek zag het levenslicht in een historisch straatje in Bunschoten. Hij noemde zich trots ‘een echte Bunschoter.’ Dat hij in 1958 naar Amsterdam moest verkassen voor zijn werk, met vrouw Hendrikje en dochter Loes, vond -ie eigenlijk maar niks. Maar Driek was ‘employé’, wervingsambtenaar bij de PTT, deed iets met de administratie van postauto’s. Die rijksbetrekking gaf je niet zomaar op.

In Amsterdam woonde het gezin Nel in een chique buurt, vierhoog, in een dakappartement met badkamer en douche. Dat was heel wat anders dan het badhuis. Hendrikje moest wennen. In haar Spakenburgse klederdracht voelde ze zich een attractie. Iedereen keek naar haar als ze op de bromfiets door de stad snorde. Na zes weken ging haar klederdracht de kast in. Ze droeg het nooit meer.

Driek moest vanwege bestuursvergaderingen veelvuldig naar Spakenburg. Hij reed gewoon met de bus Spakenburgse havenarbeiders mee die in Amsterdam hun geld verdienden. Hij sliep bij zijn moeder en keerde de volgende dag terug met de havenarbeiders. Of hij pakte door weer en wind de bromfiets. Totdat zijn wiel bleef steken in een tramrail en hij hard onderuitging. Zware hersenschudding. Zes weken plat.

Hij was begin veertig toen hij besloot zijn rijbewijs te halen. In Amsterdam hè. Zo trots als een pauw. Zoon Harry kon meerijden om bij de blauwen te voetballen. Harry had talent. Hij kon naar Ajax. Maar een rood shirt in de wasmachine. Dát kon echt niet. En zo trad Harry in de voetsporen van pa. Hij reed op trainingsavonden mee met een Spakenburger die in Amsterdam werkte. Hij sliep bij oma en keerde de volgende ochtend terug.     

Drieks bestuurderskwaliteiten begonnen op te vallen. Het Amsterdamse CVV Vlug en Vaardig wilde Driek. De KNVB wilde Driek. Hij peinsde er niet over. Zijn kinderen herinneren zijn enorme liefde voor Spakenburg. Zijn ouderwetse aktetas. Daar ging al het contante geld in toen -ie penningmeester was. In Amsterdam hielp Harry met tellen. De guldens in rijtjes van tien. En dan naar de bank.

Toen Driek in 1974 een dienstbetrekking kon krijgen in Amersfoort, wist hij niet hoe snel hij met vrouw en drie kinderen- intussen was Margreet geboren- terug moest keren naar Bunschoten. Zoon Harry kocht een auto. Maar Driek vertikte het om als rasechte blauwe een rondje te rijden in een rode auto. Dát kon echt niet.

Hij was een rustige bestuurder. Geen zieltjeswinner. Als een speler van IJsselmeervogels woest was op zijn club en de overgang overwoog naar aartsrivaal Spakenburg, adviseerde Driek eerst tot tien te tellen. Op zondag gingen ze vaak ‘naar het complex.’ Driek keek dan of alle deuren op slot waren. Als Margreet aasde op een zakje chocolade Treets, legde Driek er nog een gulden neer. Hendrikje zei eens: voor al die uren in de vereniging hadden we een grote bungalow kunnen hebben.

Driek toonde nooit emotie tijdens de wedstrijd. Hij was net een schoolmeester: ‘Achter de afrastering.’ ‘Voeten niet op tribunestoeltjes.’ Hij liep meestal rondjes langs het veld. Uitgerekend hij kreeg dan die bal op zijn hoofd. Bril kapot. Eén keer zag hij lijkbleek. In 1985 speelden Spakenburg en Kozakken Boys een beslissingswedstrijd om de zaterdagtitel in Huizen. Spelers deelden doodschoppen uit. Vier rode kaarten, wedstrijd gestaakt. Spakenburg won wel: 3-2.

Na 44 jaar bestuurswerkzaamheden, inmiddels ridder in de Orde van Oranje-Nassau in zilver en goud, kregen hij en zijn vrouw een reis aangeboden naar Israël. Ze hadden nooit gevlogen. Altijd hadden ze het over die reis. Driek ging met pensioen, Sporthal De Stormvogel werd ‘zijn kindje.’ En hij werd voorzitter van de huurderscommissie. Hij stopte toen Hendrikje ziek werd. Hij verzorgde haar. Hij nam haar mee naar de dijk om vogels en zonsondergangen te bewonderen. Ze stierf in 2007.

Driek ontmoette een nieuwe vriendin, Corry in klederdracht. Hij woonde thuis tot zijn 88ste. Hij verzette zich met hand en tand tegen wooncentrum De Haven. ‘Ik ga niet naar De Haven!’ Maar toen hij daar de laatste drie maanden van zijn leven woonde, vierhoog, vlak bij Corry, vond hij het geweldig.

Zijn gezondheid ging achteruit. Een wondje aan zijn been genas niet. Een longontsteking deed hem de das om. In één van de laatste thuiswedstrijden van het seizoen, Spakenburg- HHC Hardenberg, werd een minuut stilte gehouden voor erelid Driek. Zijn foto op de tribune, stond op zijn eigen stoel, naast een boeket bloemen, met blauwe linten.

 

Cover Truckstar

Het hoogtepunt uit mijn ‘chauffeurscarrière’? Ja. Zo zou ik het wel willen noemen. Op de cover van het toonaangevende Truckstar is niet niks. En dan ook nog in een geel-blauwe trekker met voorloopas: een imposante Scania R500 V8. Andere koek dan die oude stapelbakken waar ik in een ver verleden op reed.

Ik volgde de praktijktraining Het Nieuwe Rijden in Dordrecht. Op de achterkant van de trekker is te lezen: ‘Hoe dichter bij Dordt, hoe mooier het wordt.’ Eens. In de nieuwe Truckstar een reportage.