Vandaag, 3 mei 2016 , stond in het AD Amersfoortse Courant het postuum over het leven van pastoraal werker Jan Vernooij. Op de foto spreekt hij de zegebede uit in de Pax-Christi kerk in Lelystad tijdens zijn afscheid in september 2014.
Jan Vernooij (1949-2016)
Het was een feestje, het afscheid van pastoraal werker Jan Vernooij, in september 2014. De Pax-Christi kerk in Lelystad was goed gevuld. Veel parochianen namen afscheid van de bezorgde, kordate no-nonsenspastor die met pensioen ging en die een speciaal plaatsje in hun hart had verworven.
Vernooij had nog plannen genoeg. Een jaar eerder was hij als groepsleider zes dagen gaan pelgrimeren in Rome. Dat wilde hij vaker doen. Maar toen kreeg hij te horen dat hij leed aan een agressieve vorm van prostaatkanker. ,,Dat hakte erin,” mailde Vernooij naar Paul Kempers van de Rooms-katholieke geloofsgemeenschap Harderwijk.
,,Ik voel me gedwongen na te denken en te handelen over de waarschijnlijkheid dat ik geen járen meer krijg,” schreef Vernooij. ,,Hoe kan ik ontvankelijk leven?
Hoe ben, hoe blijf, ik innerlijk vrij en mezelf?,” vroeg hij zich af. ,,Ik ben mijn ziekte niet. Ik heb het. Ik wil er niet aan vastzitten, maar er een beetje boven uitstijgen. Dat heeft ook te maken met mijn geloof. Ik voel hoe God mij nabij is, en dat dat zo zal blijven. Dat is de hemel, voorbij de grens van het aardse leven. Zonder dat je vastzit aan je lijf en aan de problemen die dat lijf je kan geven. Op die momenten ervaar ik juist ook nu die hemel, dat er liefde is, dankbaarheid, verbondenheid, met mensen uit heden en verleden. Ik ben natuurlijk ook wel angstig en verdrietig, maar het vertrouwen en geloof is er gelukkig ook.”
Vernooij wilde van jongs af aan priester worden. Toen hij twaalf was volgde hij onderwijs op het kleinseminarie, waar hij werd voorbereid op de priesteropleiding. De rooms-Katholieke kerk sprak hem erg aan, vertelde hij eind jaren negentig aan deze krant. Vernooij wilde er zijn voor de medemens. Maar priester werd hij nooit. Hij was geen voorstander van het celibaat. ,,Om goed pastoraat te kunnen doen, hoef je niet ongehuwd te zijn. Integendeel. Je moet goed in je vel zitten,” tekende deze krant op. Hij zou later in het huwelijk treden met Piety. Ze kregen drie dochters: Floor, Babs en Lotje en werden gezegend met zes kleinkinderen.
Vernooij realiseerde zich toentertijd dat er door zijn opvatting over het celibaat geen toekomst voor hem was weggelegd in de kerk. Maar door het toenemende priestertekort in de jaren zeventig, riep aartbisschop Bernardus Alfrink studenten op om toch hun studie af te maken. Als ze geen priester wilde worden, dan konden ze altijd nog pastoraal werk doen. En zo geschiedde.
In 1977 werd Vernooij benoemd tot pastoraal werker in een parochie in Utrecht. Hij zou later zijn werk in het pastoraat voortzetten in Apeldoorn, de regio Amersfoort en Flevoland. Parochianen herinneren Vernooij als een enthousiast pastoraal werker, bevlogen in de liturgie, had soms lak aan regeltjes, maar was een pastor met een passie voor preken en catecheet. Hij was een opbouwwerker en een drijvende kracht in de pastorale teams waar hij werkte. Hij was ook een harde werker die met humor en een lied, en een oprecht geloof in God én mensen zijn weg ging in het pastoraat.
De R.K Parochie Onze Lieve Vrouw stelt dat de oecumene, de groei naar religieuze diversiteit, hem na aan het hart lag. ,,In Nieuwland stond hij aan de wieg van de oecumenische samenwerking rond De Herberg en in Bunschoten gaf hij de katholieke gemeenschap mede gezicht naar de protestantse kerken toe.”
De oecumenische gemeente paste in zijn geloofsbeleving, vertelde hij aan deze krant. ,,De leer moet er zijn voor de mensen en niet andersom. Ik wil de Bijbel niet uitleggen, maar ik wil een Bijbelverhaal vertellen en kijken hoe de mensen erin passen. Dan ontdek je vragen waar soms geen antwoorden op zijn. Ik sta naast de mensen in hun protest en vragen. Het grootste verschil met vroeger is dat ik het ook allemaal niet weet,” zei Vernooij.
Vernooij bespeurde dat door de oecumene de protestanten en de katholieken van elkaar leerden. ,,Ik ben er een betere katholiek door geworden en de tradities en gebruiken meer gaan waarderen. Katholieken lezen nu de Bijbel thuis. We geven zelfs een huwelijksbijbel weg. De protestanten vinden mijn gezang weer prachtig. En zij leren meer met symbolen te werken.”
Oecumene of niet, hij bleef zijn kerk trouw. ,,Ik ben van huis uit katholiek en voel me meer thuis in de katholieke kerk. Ik vind het op zijn tijd heel lekker een ouderwetse roomse mis mee te maken,” vertelde hij.
Hij had ook iets met Rome. Jaren geleden maakte hij een pelgrimsfietstocht naar Rome en Assisi. ,,Als pelgrim ben je helemaal weg. Je zit niet meer vast aan de dingen waar je dagelijks mee bezig bent. Er ontstaan nieuwe ideeën. Pelgrimeren is eigenlijk het wegtrekken uit je oude leven naar het nieuwe, het achterlaten van wat je vasthield.”